Voor we
vertrekken, kijken we op ons gemak rond op het stuk Route66 in Tucumcari. Er
zijn hier heel niet alleen veel prachtige uithangborden van motels te zien,
bijzonder gevormde winkeltjes maar ook heel veel mooie muuschilderingen.
Het
Route66-gevoel strekt zich in deze stad zelfs uit tot de binnenzijde van de
plaatselijke supermarkt, waar we een paar inkopen doen. Dat we in New Mexico
zijn, is hier ook goed te zien aan het enorme assortiment chili-poeder in
allerlei variëteiten.
Route 66
gaat vanaf hier weer afwisselend aan weerszijden van de Interstate en soms ook óp
de Interstate, omdat deze nu hele
stukken over de oorspronkelijke route is gelegd.
De ‘loop’
naar Santa Fé voert kilometers lang over een gewone highway (vroeger dus Route66,
maar het grootste deel van het oorspronkelijke tracé is onder het asfalt
verdwenen. Er zijn nog wel enkele oude stukken, maar die zijn onverhard en daar
wagen we ons niet op).
Highway of niet, we rijden hier vrijwel alleen. Links en rechts van ons strekt zich de prairie uit, met in de verte de roodachtige afgeplatte bergen.
Highway of niet, we rijden hier vrijwel alleen. Links en rechts van ons strekt zich de prairie uit, met in de verte de roodachtige afgeplatte bergen.
Een
geheel andere aanblik geven de Amerikaanse auto’s, die we bekijken in een klein
automuseum in Santa Rosa. Hier blinkt het chroom je letterlijk tegemoet.
Voor de liefhebber: deze is te koop. Voor 130.000 dollar. Volledig gerestaureerd, dat wel. Koopje toch. |
Ook zijn we
later in de middag nog net op tijd in Pecos om in het historische park aldaar de
resten van een heel oude pueblo te zien.
Daarna
rijden we naar Santa Fé, naar camping Los Rancheros, waar we 3,5 jaar geleden
ook waren.
Volgens
de gidsen zitten we nu op 2435 kilometer. We moeten echter wel weer 100
kilometer terug naar Albequerque.