Dag 1 – 28 maart Vliegen naar Chicago

Aanleiding voor deze reis en meer informatie over Route66, kaarten en gidsen is te vinden in het Reisplan..  

Wie naar Amerika wil, moet lang reizen. En dat gold zeker ook deze keer, ook al zijn we goed en gezellig begonnen, doordat Gerda ons 's morgens vroeg naar Schiphol gebracht. Thuis hadden we al gezien dat de vlucht van United zo vol zat dat wij geen plaatsen naast elkaar hadden. Dat hebben we opgelost met een upgrade naar Economy Plus, hetgeen niet alleen meer gezelligheid, maar ook meer beenruimte  opleverde. Voorzien van kranten, tijdschriften en e-books en een persoonlijk audio- en videosysteem al met al geen onplezierige vlucht. Na het gebruikelijke gedoe op Washington-Dulles van vingerafdrukken en foto, volgde ook deze keer weer een apart gesprekje in een kamertje, omdat Job nu eenmaal altijd een kruisje achter zijn naam heeft staan.
Tijd zat verder, niet alleen omdat we vlot door de douane gingen maar ook, omdat de Amerikaanse zomertijd niet synchroon met de Nederlandse loopt. De klok in Washington wees dus een uur vroeger dan op onze papieren stond. Helaas was de volgende vlucht flink vertraagd, zodat we uiteindelijk een kleine vier uur op Washington Airport hebben rondgehangen. Na de relatief korte vlucht naar Chicago rolden we toch wel wat verreisd daar om kwart over negen ons hotel nabij de luchthaven binnen.  Gauw slapen, want morgen staat om half zeven de shuttle naar de fabriek in Middlebury klaar. 

Dag 2 – 29 maart Camper ophalen bij de fabriek

Vandaag hebben we een lange dag met veel wachten en veel rijden. Al om half zeven haalt een bus van Road Bear ons bij het hotel op, samen met nog minstens 20 andere camperliefhebbers. Na drie uur rijden (ach ja, men kijkt hier niet op een mijltje meer of minder)  zijn we bij de fabriek.

Alle op te halen campers staan klaar 

Daar krijgen we een lange uitleg – met film – over alle ins en outs van de camper, later ‘in het echt’ nog eens dunnetjes overgedaan. Ver na de middag rijden we eindelijk het fabrieksterrein af, op naar de plaatselijke supermarkt voor de nodige boodschappen. Tegen drieën kunnen we echt aan de tocht beginnen en dat betekent voor het grootste deel de zelfde weg terug die we vanmorgen zijn gekomen, richting Chicago. Dan kunnen we rond zes uur op een camping zijn, nabij Wilmington, aan de route 66, zo hebben we uitgekiend. Dat loopt anders. De beoogde camping kunnen we niet vinden, andere campings gaan pas op 1 april open. Zo wordt het later en later, maar tenslotte vinden we toch een State-camping in het Kankakee State Park, die open is. Weliswaar nog zonder water, maar daar malen we niet meer om. 
Opstellen, eten en slapen.

Dag 3 – 30 maart Van Wilmington naar Springfield Illinois


Na een goede nacht slapen zijn we al weer vroeg wakker. Even na achten rijden we de camping af en om half negen staan we in Wilminton. Daar wandelen we naar het eerste Route66-icoon: de Gemini Giant voor de diner de Launching Pad.


Langs de hele route staan verschillende van die grote beelden. Ze zijn er in de zestiger jaren neergezet om klanten te trekken voor de plaatselijke neringdoenden.
En zo gaan we dan op weg langs de oude route, die grotendeels parallel aan de spoorbaan loopt. Ook Interstate 55 is nooit ver weg.  De oude, historische route 66 blijkt op veel plaatsen goed te staan aangegeven. Dat oude tracé kwam door de dorpen en stadjes, al kwamen er ook vroeger al gauw omleidingen om die plaatsen heen. We passeren oude tankstations in Dwight en Odell en drinken koffie in een Route66 familierestaurant.





Er moet een tijd geweest  zijn dat het zo druk was op de route, dat men besloot er een vierbaansweg van te maken. Op veel plaatsen zijn twee van de vier banen buiten gebruik gesteld. Ze zijn of opgegaan  in de Inerstate 55, of ze liggen er nog wel maar zijn al decennia niet meer onderhouden. Het gras groeit dan wel tussen de oude betonplaten.








Hoogtepunt van de dag is wel Pontiac, waar we het Route66 museum bezoeken. Zowel in dit museum, als bij een van de gerestaureerde tankstations treffen we enthousiaste mannen, die bezig zijn met opknappen van bezienswaardigheden en graag vertellen over de route en de mensen die er bij hoorden. In Pontiac is men trots op de auto en oude schoolbus van de schilder Bob Waldmire, die zijn leven lang als hippie in die voertuigen langs route66 trok. Hij maakte onder andere enkele van de muurschilderingen, die hier zijn te bewonderen.




We rijden verder naar McLean (enorm truckersrestaurant) en Atlanta. Hier staat weer zo’n grote reklame-pop; ditmaal met een hotdog.



Het landschap met zijn kale maisvelden is best saai maar de plaatsjes met hun houten huizen en soms karakteristieke hoofdstraten  maken veel goed.




In Lincoln volgen we de oude route, dwars door de stad maar hierdoor missen we wel de iconen van een grote wagen met Lincoln erop en het restaurant The Mill.
Steeds een stukje rijden en dan weer stoppen om foto’s te maken kost veel tijd, zo blijkt. Rond 5 uur zijn we in Springfield, waar we even ten zuiden van de stad een open camping vinden. Morgen (Paaszondag) bekijken we de stad.

Hoe ziet die camper er uit?

Op verzoek van enkele lezers geven we hieronder een overzicht van onze camper.

Voorin, boven de cabine kun je een bed maken. Dat doen wij niet, omdat achterin de camper een vast bed zit.

In het midden hebben we twee tafels met zitbanken. Daarboven kastjes met - uiterst degelijk - massief houten deurtjes. Het keukenblok staat achter het kleine zitje. Met een uitschuifblad kun je het aanrecht verlengen tot het tafeltje. Boven het keukenblok zit een magnetron; er tegenover is een flinke koelkast ingebouwd met een aparte vriezer. By the way: we hebben ook nog  een forse koffiemachine en een flink broodrooster aan boord. Achter de koelkast zit ons bed met daarnaast de badkamer met toilet en douche.






Dag 4 – 31 maart Van Springfield (Illinois) naar St. Louis (Missouri)



Of het niets is, rijden we vanmorgen weer 25 kilometer terug naar het Noorden van de stad Springfield om daar de garage van Bill Shea te bekijken.  Bill hanteert zondagsluiting, dus bekijken we de wonderlijke santekraam van benzinepompen, auto’s, uithangborden en dergelijke vanachter het hek.
Edit Mei 2016: De eigenaar is overleden. Het geheel schijnt nu dicht te zijn. 





In het centrum van Springfield bezoeken we het huis van Abraham Lincoln, waar hij ooit 17 jaar lang woonde met vrouw en zonen. Samen met andere houten huizen in de straten eromheen geeft het een indruk hoe het er rond 1860 uitgezien moet hebben. 


Huis Abraham LIncoln

We volgen daarna zo goed mogelijk route 66 de stad uit maar missen helaas de Cozy Drive Inn. Via een stukje Interstate 55 komen we tenslotte weer bij de camping uit.

Route 66 blijkt hier twee tracés te hebben gehad: een van 1926 tot 1930 over wat nu Hihgway 4 is en een latere tot 1977, vlak langs Interstate 55. We besluiten tot het oude tracé. 

Dat voert ons eerst langs een ‘covered bridge’ bij Glenarm, waarna we doorrijden naar Auburn. Daar is deze zondag Becky’s Barn open, ook al weer zo’n wonderlijke uitdragerij van rommelmarktspulletjes en Route66 memories. We kijken ons ogen uit. Becky vertelt graag over de oude route, zo blijkt. Vlakbij ligt nog een stuk klinkerweg, zoals dat tachtig jaar geleden is aangelegd.  


 

De route voert ons hierna door het boerenland van Illinois. Op school leerden we ooit dat dit ‘de graanschuur van Amerika’ was. Ondanks dat op de akkers nu alleen de stoppels van de vorige oogst staan, kun je je er iets bij voorstellen. We zien enorme, uitgestrekte velden met hier en daar een boerderij en karakteristieke graansilo’s. Wat moet het een eindeloze tocht geweest zijn om hier in de 20-er jaren te rijden; nu komen we er nauwelijks andere auto’s tegen.





We hebben tot nog toe aardig weer: het is droog, soms zonnig, soms wat bewolkt. Met een sjaal en een fleecevest is het buiten goed te doen. Wel zien we de stille getuigen van de sneeuwbuien die hier niet zo lang geleden vielen. Springfield had anderhalve meter sneeuw en de restanten liggen hier en daar nog in de bermen.

We stoppen even op het stadsplein van Carlinville en rijden via Gillespie naar Mount Olive, waar ook weer een fraai gerestaureerd benzinestation staat: Soulby’s Service Station.


De volgende stop is Henry’s Ra66it Ranch in Staunton. Ook deze route66-attractie is deze Paaszondag dicht maar aan de buitenkant zien we wel dat Harry een grote verzamelaar is van alles wat met konijnen en Volkswagens te maken heeft.



Het is inmiddels al 4 uur geweest en we ‘smokkelen’ van route66 af en nemen de Interstate naar St. Louis. Daar willen we bij Mitchell de Old Chain of Rocks Bridge bekijken, over de Mississippi. Het bijzondere is dat deze brug een knik in het midden heeft.  Helaas loopt dit niet, zoals we hadden gehoopt. Om bij de oude brug te komen, moet je eerst een brug over het kanaal over. Daarvan  is inmiddels een deel als fietspad in gebruik, waardoor er een autodeel overblijft van 8 feet en onze camper is 10 feet breed!  Deze mededeling krijg je helaas pas als je al vlakbij de brug bent. Het gevolg was dat we een paar honderd meter achteruit terug moesten. Dankzij Jobs stuurmanskunsten is dat voortreffelijk in één strakke lijn gelukt,  maar leuk was het niet.

We staan nu op de camping downtown St. Louis;  niet veel meer dan een parkeerterrein, maar slechts 2 kilometer lopen van de Arch. Vandaag is het voor een bezoek te laat; dat wordt dus morgen.  


Dag 5 – 1 april Van St. Louis naar Fanning (bij Cuba)

Nadat we in St. Louis de brug over de Mississippi zijn gepasseerd, hebben we Illinois verlaten en zijn we nu in onze tweede staat: Missouri.
St. Louis wordt/werd de ‘gateway to the west’ genoemd. Gelegen bij het punt  waar de rivieren Mississippi en Missouri bij elkaar komen, was de stad in de 19e eeuw een belangrijke plaats van waaruit pioniers de trek naar het Westen begonnen. Als symbool van die functie werd in 1964 de Gateway Arch gebouwd. Natuurlijk willen we dit herkenningspunt van dichtbij zien. Het betekent in de vroege morgen een fikse wandeling van zo’n drie kwartier van de camping naar de rivier. De 1,2 mijl van de campingbaas lijken wat optimistisch geschat. Ter plekke gaan we met het trammetje, dat in de binnenkant van de boog loopt in zo’n vier minuten naar boven. De cabine ziet er uit als een soort ei en voelt wat claustrofobisch aan maar het uitzicht boven over de rivier en over de stad vergoedt veel. Weer beneden lopen we nog wat rond en wandelen weer terug naar de camping.





Rond 12 uur rijdt de camper de camping af. We rijden terug naar de I-270 en wagen nu een poging om aan de Missourikant de Old Chain of Rocks Bridge te bekijken. Aan deze kant is de brug echter afgesloten; zo goed mogelijk maken we toch wat foto’s. 



Daarna staat de tweede Route66-attractie in St. Louis op het programma: Ted Drewes Frozen Custard, aan de andere kant van de stad. Tom-Tom brengt ons er feilloos. 


Daarna is het niet ver naar de I-44 naar het Westen. Geheel volgens de aanwijzingen van de ‘Here it is map’ pikken we bij exit 261 het oude tracé van de route 66 weer op. De route slingert zich hier beurtelings langs de Noord- of Zuidzijde van de Interstate 44. Er zijn hier minder herinneringen aan de oude weg te zien. 

In Cuba stoppen we even bij het oude Wagon Wheel Motel  en het nabij gelegen Barbecue-restaurant. In het stadje zijn ook weer mooie muurschilderingen te zien. Een bijzondere is die van een oude garage.: het gebouw is weg. Alleen een muur met daarop de voorstelling van het oude bedrijf staat nog fier overeind. Iets verderop passeren we een enorme schommelstoel, die als aandachtspunt dient voor de bijbehorende winkel.




muurschildering. De muur staat er nog, het bedrijf is weg.



Zie een kleine Job bij een grote stoel



Vlakbij vinden we aan de overkant van de I-44 een kleine camping: Ladybug RV Park, geleid door een uiterst vriendelijk echtpaar.
Het valt ons al deze dagen al op: alle mensen die we ontmoeten zijn uiterst vriendelijk en behulpzaam en allemaal blij met een praatje. Als ze horen dat we route 66 rijden, staan ze ongevraagd al klaar met tips en folders.

Dag 6 – 2 april Van Fanning naar Carthege

Onze Lieve Heer heeft vreemde kostgangers. Aan die Rotterdamse uitdrukking hebben we deze dagen al vaak moeten denken. Een flink deel van die kostgangers lijkt zich rond het tracé van de oude Route66 te hebben verzameld. Steeds weer zien we winkeltjes, oude benzinestations, museumpjes en tradingsposts, volgestouwd met allerlei oude spullen en steevast geleid door aardige hippie-achtige figuren. In een mengeling van nostalgie, vrijheidsdrang en eigenzinnigheid proberen zij uit alle macht het verleden van Route66 vast te houden. Dat die glorietijd door de komst van de Interstates al dertig jaar niet meer bestaat, doet daar voor hen niets aan af. Met hun verzameldrift zetten zij zich enthousisast in voor het levend houden van een stukje Amerikaans cultureel erfgoed.

Vandaag is onze eerste ontmoeting met zo’n overlever de baas van de Totem Pole Trading Post  in Rolla. Al ruim tachtig jaar is deze winkel in particulier bezit en daarmee volgens de eigenaar de oudste nog in bedrijf zijnde papa-en-mama tradepost in Missouri. “En misschien wel van de hele route”. We kijken er rond en kopen er een paar Moccasins.






Het landschap hier in Missouri is anders dan in Illinois. We zien veel meer bosschages en bomen en de weg golft op en neer. We komen over een stukje vierbaans route 66, dat in de oorlog speciaal werd aangelegd om Amerikaans oorlogsmateriaal over te vervoeren. Dit om de smalle brug en steile helling bij Devils elbow te omzeilen.


Verderop in de staat rijden we langs groene weiden, waar al heel wat vee  buiten op loopt. We komen langs motels, waarvan een aantal al van oudsher onderdak bood aan reizigers over Route66. 



Vanaf Lebanon smokkelen we weer en nemen zo’n 100 kilometer (foei) de Interstate naar Springfield. Daar brengen we een tijdje zoet in de Bass Pro winkel, een enorme zaak met alles wat met het buitenleven en buitensport te maken heeft. De winkel is aangekleed als een soort natuurgebied, compleet met watervallen, herten en beren.  Een ervaring op zich.






Na Springfield pikken we de route weer op. In Paris Spring hebben we een flinke stop bij het Gay Parita benzinestation. Eigenaar Gary Turner – ook al weer zo’n aardsverzamelaar – vertelt graag over de bezienswaardigheden langs ‘zijn’ route.






En verder slingert de oude weg, met zo nu en dan een benzinepomp of een brug,  zich.




 Ons eindpunt vandaag is Carthege. We hebben inmiddels vanaf de fabriek in Middlebury ruim 800 mijl achter de wielen. Nog zo’n 1700 mijl te gaan tot de pier in Santa Monica!
Volgens onze globale planning hadden we vandaag tot Tulsa in Oklahoma moeten komen; we lopen dus een stukje achter. 

Printfriendly